Een ziek kind kan beter thuis blijven als het erg ziek is of de rest van de groep kan aansteken. Een kind met hoge koorts, dat veel overgeeft of met pijn, heeft rust, verzorging en extra aandacht nodig. Een kind met lichte ziekteverschijnselen zoals een snotneus of huiduitslag kan wel meedoen in de groep. Het is belangrijk om te weten of het kind op de groep kan blijven of dat u de ouders of arts moet waarschuwen.

Let op de volgende punten bij de gezondheid van een kind:

  • Speelt en gedraagt het kind zich zoals gewoonlijk?
  • Praat het kind zoals normaal?
  • Reageert het kind op wat u zegt of doet?
  • Voelt het kind warm aan?
  • Huilt het kind vaker of langer dan anders?
  • Heeft het kind regelmatig een natte luier?
  • Ziet de ontlasting van het kind er anders uit dan normaal?
  • Wil het kind steeds liggen of slaapt het meer dan anders?
  • Klaagt het kind over pijn?

Neem contact op met de ouders als een kind er niet goed uit ziet of zich niet lekker voelt. Niet elke gedragsverandering wordt door een ziekte veroorzaakt. Soms kan de ouder uitleggen waarom het kind zich zo gedraagt, bijvoorbeeld omdat het kind de vorige avond laat is gaan slapen. Als u denkt dat het kind opgehaald moet worden, beslist u met de ouders wat er gedaan kan worden tot zij het kind komen ophalen.

Informeer de ouders goed over de afspraken en de omgang met zieke kinderen op het kindercentrum. Bespreek de afspraken en het ziektebeleid bij het plaatsingsgesprek en geef de afspraken op papier mee aan de ouders.

Afspraken over het beleid bij ziekte van het kind

  1. De werkwijze van het afmelden van een ziek kind door de ouders.
  2. De redenen voor het kindercentrum om een ziek kind te laten ophalen.

Beleid bij besmettelijke ziekten

  1. Ouders melden besmettelijke ziekten van hun kind bij de leiding.

  2. De leiding overlegt zo nodig met de GGD Gemeentelijke/gewestelijke gezondheidsdienst (Gemeentelijke/gewestelijke gezondheidsdienst), afdeling infectieziektebestrijding.

De GGD geeft onder meer advies over:

  • Het wel of niet weren van een kind.

  • Maatregelen om verspreiding te beperken.

  • Ouders van andere kinderen informeren over de ziekte, zodat zij kunnen opletten op de verschijnselen.

  • Overige kinderen uit voorzorg medicijnen of vaccin geven.

Vaak zijn er geen bijzondere maatregelen noodzakelijk.

Sommige kinderen hebben een bepaalde afweerstoornis waardoor zij vatbaarder zijn voor ziektes. Indien het kindercentrum hiervan op de hoogte is kunnen zij de ouders informeren wanneer er een infectieziekte heerst.

Sommige infectieziekten kunnen ook gevaarlijk zijn voor zwangere vrouwen. De arbodienst kan hier advies over geven. Maak met de arbodienst afspraken over beroepskrachten die zwanger zijn of willen worden.

Bij sommige infectieziekten − die ernstig kunnen zijn − mag het zieke kind niet naar het kindercentrum komen om zo de groep en de beroepskrachten te beschermen. Het tijdelijk niet toelaten van een kind wordt ‘wering’ genoemd. Weer de kinderen alleen als anderen nog niet besmet zijn en altijd in overleg met de GGD Gemeentelijke/gewestelijke gezondheidsdienst (Gemeentelijke/gewestelijke gezondheidsdienst).